Antwoord:
In een concreet en haalbaar overbruggingsplan schetst een pensioenfonds, rekening houdend met het te verwachten overrendement en de te verwachten ontwikkelingen, een realistisch beeld van de ontwikkeling van de vermogenspositie en de beleidsdekkingsgraad, en laat het zien hoe het pensioenfonds toewerkt naar de noodzakelijke dekkingsgraad van ten minste 95% of de (verwachte) invaardekkingsgraad. Hierbij gaat een pensioenfonds uit – conform de herstelplansystematiek – van een prudente raming van de economische en financiële ontwikkeling binnen de maximaal toegestane waarden van de parameters zoals vastgesteld krachtens artikel 23a Besluit FTK.
Toelichting:
Een pensioenfonds neemt in het overbruggingsplan de sturingsmiddelen op die het feitelijk tot zijn beschikking heeft, zoals premieverhoging, mogelijk afzien van toeslagverlening of het ontvangen van een bijstorting van de werkgever.
Alle voorzienbare aspecten moeten in het overbruggingsplan worden meegenomen. Aanvullende (extra) maatregelen zoals een premieverhoging, aanpassing van de pensioenregeling, het omzetten van een achtergestelde lening in een bijstorting of een extra bijstorting mogen echter alleen in het overbruggingsplan worden opgenomen als deze aanvullende maatregelen definitief zijn en contractueel zijn vastgelegd. Maatregelen die op het moment dat het pensioenfonds het overbruggingsplan bij DNB indient nog niet definitief zijn – en die daarmee nog onvoldoende concreet en haalbaar zijn – kan het pensioenfonds op dat moment niet meenemen in het overbruggingsplan.
Als het pensioenfonds nog geen implementatieplan heeft ingediend, zal nog niet vaststaan welke specifieke invaardekkingsgraad het pensioenfonds nodig heeft. In het overbruggingsplan staat dan wel een invaardekkingsgraad die het pensioenfonds verwacht nodig te hebben ten tijde van het invaren. Het pensioenfonds moet ook van die invaardekkingsgraad onderbouwen hoe die is vastgesteld, waarbij die onderbouwing nog niet (volledig) gebaseerd kan zijn op de afspraken over de wijziging van de pensioenovereenkomst en compensatie. Voor de invaardekkingsgraad in de periode vóór een implementatieplan is ingediend geldt een minimum van 95%.
Onderbouwing en consistentie
De onderbouwing van het overbruggingsplan is gedegen en biedt voldoende inzicht in onder meer de gebruikte gegevens, veronderstellingen, grondslagen en modellering. Daarnaast wordt ook een samenhang verwacht tussen de verschillende berekeningen die het pensioenfonds uitvoert. Bijvoorbeeld de veronderstelde ontwikkeling van het deelnemersbestand bij de deterministische doorrekening van een overbruggingsplan moet in lijn te zijn met die bij de (stochastische) haalbaarheidstoets.
Voor een overzicht van alle voorwaarden aan en tijdslijnen voor indienen bij DNB van de overbruggingsplannen zie: