Het vastekostenvereiste (hierna VKV) als bedoeld in artikel 13 van de Verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen (Investment Firms Regulation) (hierna IFR) is één van de elementen van de eigenvermogensvereisten voor beleggingsondernemingen. De andere elementen zijn het permanente minimumkapitaalvereiste en het K-factorvereiste. Meer gedetailleerde informatie over deze andere elementen is te vinden op de volgende Open Boek Toezicht pagina: prudentiële toets bij vergunningverlening. Naast de IFR-vereisten die volgen uit artikel 13 van de IFR, is door de Europese Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor eigenvermogensvereisten voor ondernemingen op basis van vaste kosten opgesteld (hierna: Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455). Hierin is het VKV-vereiste nader uitgewerkt.
Hoogte van de VKV
Het VKV moet op grond van artikel 13, lid 1 van de IFR ten minste één kwart van de vaste kosten van het voorgaande jaar bedragen. Voor het berekenen van de kosten moeten de cijfers uit de meest recente, en waar beschikbaar, de gecontroleerde jaarrekening, na winstuitkering worden gehanteerd. Dit is bepaald in artikel 1 lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455.
Hierbij dient rekening te worden gehouden met het volgende: indien derden, inclusief verbonden agenten, namens de beleggingsonderneming vaste kosten hebben gemaakt die nog niet in de totale kosten van de beleggingsonderneming conform de jaarrekening zijn opgenomen, worden die vaste kosten opgeteld bij de totale kosten van de beleggingsonderneming. Indien een uitsplitsing van de kosten van de derde voorhanden is, voegt een beleggingsonderneming alleen het aandeel van die vaste kosten toe dat op haar van toepassing is. Wanneer die uitsplitsing niet voorhanden is, voegt een beleggingsonderneming bij de totale kosten alleen haar aandeel van de kosten van de derde toe, zoals dat blijkt uit het ondernemingsplan van de beleggingsonderneming.
Een beleggingsonderneming die haar activiteiten nog geen volledig jaar heeft uitgeoefend sinds ze is begon met het aanbieden van beleggingsdiensten of het uitvoeren van beleggingsactiviteiten, valt onder artikel 13 lid 3 van de IFR. Deze beleggingsonderneming mag de geschatte vaste kosten gebruiken die ze heeft opgenomen in haar ramingen voor de eerste twaalf maanden. Deze ramingen moeten gelijktijdig met haar vergunningsaanvraag zijn ingediend en worden aangewend om te voldoen aan het VKV.
Aftrekposten
Bij het vaststellen van het VKV mogen enkele aftrekposten in overweging worden genomen. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming om gemotiveerd en goed onderbouwd aan te tonen welke kosten als aftrekpost kunnen worden beschouwd. Als er geen onderbouwing ondersteund door contracten of overeenkomsten aanwezig is, zal De Nederlandsche Bank (DNB) deze kosten als niet-aftrekbaar beschouwen. Hieronder staat een niet-limitatieve lijst van aftrekposten op het VKV: