Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Berekening vaste kostenvereiste

Factsheet

Beleggingsondernemingen en beheerders van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 3:57 van de Wft dienen voor de berekening van hun solvabiliteitseis uit te gaan van de vastekosteneis. De vastekosteneis wordt berekend op basis van artikel 97 van de Capital Requirements Regulation (CRR) en wordt verder uitgewerkt in de Delegated Regulation (EU) No 2015/488 as regards own funds requirements for firms based on fixed overheads’ van de Europese Commissie (DRFO).

Gepubliceerd: 11 november 2015

Laatste update: 29 januari 2024

Bekijk eerdere versies in het archief

Het vastekostenvereiste (hierna VKV) als bedoeld in artikel 13 van de Verordening prudentiële vereisten beleggingsondernemingen (Investment Firms Regulation) (hierna IFR) is één van de elementen van de eigenvermogensvereisten voor beleggingsondernemingen. De andere elementen zijn het permanente minimumkapitaalvereiste en het K-factorvereiste. Meer gedetailleerde informatie over deze andere elementen is te vinden op de volgende Open Boek Toezicht pagina: prudentiële toets bij vergunningverlening. Naast de IFR-vereisten die volgen uit artikel 13 van de IFR, is door de Europese Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor eigenvermogensvereisten voor ondernemingen op basis van vaste kosten opgesteld (hierna: Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455). Hierin is het VKV-vereiste nader uitgewerkt.

Hoogte van de VKV

Het VKV moet op grond van artikel 13, lid 1 van de IFR ten minste één kwart van de vaste kosten van het voorgaande jaar bedragen. Voor het berekenen van de kosten moeten de cijfers uit de meest recente, en waar beschikbaar, de gecontroleerde jaarrekening, na winstuitkering worden gehanteerd. Dit is bepaald in artikel 1 lid 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455.

Hierbij dient rekening te worden gehouden met het volgende: indien derden, inclusief verbonden agenten, namens de beleggingsonderneming vaste kosten hebben gemaakt die nog niet in de totale kosten van de beleggingsonderneming conform de jaarrekening zijn opgenomen, worden die vaste kosten opgeteld bij de totale kosten van de beleggingsonderneming. Indien een uitsplitsing van de kosten van de derde voorhanden is, voegt een beleggingsonderneming alleen het aandeel van die vaste kosten toe dat op haar van toepassing is. Wanneer die uitsplitsing niet voorhanden is, voegt een beleggingsonderneming bij de totale kosten alleen haar aandeel van de kosten van de derde toe, zoals dat blijkt uit het ondernemingsplan van de beleggingsonderneming.

Een beleggingsonderneming die haar activiteiten nog geen volledig jaar heeft uitgeoefend sinds ze is begon met het aanbieden van beleggingsdiensten of het uitvoeren van beleggingsactiviteiten, valt onder artikel 13 lid 3 van de IFR. Deze beleggingsonderneming mag de geschatte vaste kosten gebruiken die ze heeft opgenomen in haar ramingen voor de eerste twaalf maanden. Deze ramingen moeten gelijktijdig met haar vergunningsaanvraag zijn ingediend en worden aangewend om te voldoen aan het VKV.

Aftrekposten

Bij het vaststellen van het VKV mogen enkele aftrekposten in overweging worden genomen. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming om gemotiveerd en goed onderbouwd aan te tonen welke kosten als aftrekpost kunnen worden beschouwd. Als er geen onderbouwing ondersteund door contracten of overeenkomsten aanwezig is, zal De Nederlandsche Bank (DNB) deze kosten als niet-aftrekbaar beschouwen. Hieronder staat een niet-limitatieve lijst van aftrekposten op het VKV:

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.
Aftrekpost in IFR Aanvulling/toelichting in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455
a. Personeelsbonussen en andere beloningen, voor zover deze afhangen van de nettowinst van de beleggingsonderneming in het respectieve jaar

Lid 4: Er is sprake van een afhankelijkheid van de nettowinst in het respectieve jaar wanneer is voldaan aan beide voorwaarden:

a. De personeelsbonussen en andere beloningen die worden afgetrokken zijn al betaald aan de werknemers in het jaar voorafgaand aan het jaar van betaling of de betaling van de personeelsbonussen en andere betalingen aan werknemers zal geen impact hebben op de kapitaalspositie van de onderneming in het jaar van betaling;

b. Met betrekking tot het huidige jaar en toekomstige jaren: de onderneming is niet verplicht om meer bonussen of andere betalingen in de vorm van beloningen toe te kennen of toe te bedelen, tenzij de onderneming nettowinst maakt in dat jaar.

b. Winstdeelnemingen van werknemers, directeuren en partners* Lid 3: winstdeelnemingen dienen berekend te worden op basis van nettowinsten.
c. Andere bestemmingen van de winst en andere variabele beloningen, voor zover deze volledig discretionair zijn  
d. Gedeelde te betalen provisies en vergoedingen die in direct verband staan met te ontvangen provisies en vergoedingen, welke in de totale inkomsten zijn opgenomen, en indien de betaling van de te betalen provisies en vergoedingen afhankelijk is van de werkelijke ontvangst van de te ontvangen provisies en vergoedingen   
e. Vergoedingen (fees) aan verbonden agenten   
f. Eenmalige kosten uit hoofde van ongewone activiteiten Voorbeelden van deze aftrekposten zijn: eenmalige juridische kosten, of kosten met eenmalig karakter waar geen contractuele verplichting ten grondslag ligt. **

* Voor de toepassing van de aftrekpost voor de winstdeling van directie en partners moet de onderneming altijd ten minste het gedeelte van wat de Belastingdienst als gebruikelijk loon ziet als vast aanmerken. Als in een notarieel managementcontract een hoger bedrag is vastgesteld, dient dit hogere bedrag als vast te worden aangemerkt.

** Hier vallen derhalve niet de kosten met betrekking tot een uitbreiding, vergunning of vergunningsaanvraag onder. Ook marketingkosten en kosten voor personeelsactiviteiten vallen hier niet onder.

Naast de posten die reeds genoemd zijn, is er ook een aanvullende lijst met mogelijke aftrekposten te vinden in artikel 1, lid 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455. Deze aftrekposten zijn van toepassing op voorwaarde dat deze uitgaven reeds zijn opgenomen volgens het toepasselijke raamwerk voor financiële verslaggeving. Hieronder volgt een overzicht van deze potentieel aftrekbare posten.

Swipe onderstaande tabel om meer kolommen te zien.
Additionele aftrekposten in artikel 1, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455
a. Kosten, provisies en andere heffingen die betaald worden aan centrale tegenpartijen, beurzen, andere handelsplatformen en tussenpersonen voor het uitvoeren, registreren of afhandelen van transacties, alleen als deze rechtstreeks worden doorberekend en in rekening gebracht bij klanten. Hieronder vallen niet de kosten en andere heffingen die nodig zijn om het lidmaatschap te behouden of anderszins te voldoen aan financiële verplichtingen voor verliesdeling aan centrale tegenpartijen, beurzen en andere handelsplatformen.
b. Rente betaald aan klanten over cliëntgelden, als er geen enkele verplichting bestaat om dergelijke rente te betalen.
c. Uitgaven van belastingen die verschuldigd zijn met betrekking tot de jaarwinsten van de beleggingsonderneming.
d. Verliezen door handel voor eigenrekening in financiële instrumenten.
e. Betalingen met betrekking tot op contract gebaseerde overeenkomsten voor resultaatoverdracht en verliesoverdracht volgens welke de beleggingsonderneming verplicht is om, na het opstellen van haar jaarrekening, haar jaarresultaat over te dragen aan het moederbedrijf.
f. Betalingen aan een fonds dat is opgezet voor algemene bankrisico's, zoals beschreven in artikel 26, lid 1, punt f van de CRR, mogen als kosten worden afgetrokken.
g. Uitgaven met betrekking tot posten die overeenkomstig artikel 36, lid 1, van de CRR reeds van het eigen vermogen zijn afgetrokken

Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1455 staat handelaren in grondstoffen en emissierechten toe om uitgaven voor grondstoffen af te trekken in verband met een beleggingsonderneming die handelt in derivaten van de onderliggende grondstof.

Wezenlijke wijziging activiteiten

In het geval van een wezenlijke verandering in de activiteiten van een beleggingsonderneming kan DNB het VKV aanpassen, zoals voorgeschreven in artikel 13, lid 2, van de IFR. Een wezenlijke verandering van activiteiten wordt bepaald aan de hand van de volgende voorwaarden, zoals vastgelegd in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/145:

  1. Een verandering (stijging of daling) in de ondernemingsactiviteiten van de beleggingsonderneming leidt tot een verandering van ten minste 30% van de door de beleggingsonderneming geprognosticeerde vaste kosten in het huidige jaar.
  2. Een verandering (stijging of daling) in de ondernemingsactiviteiten van de beleggingsonderneming leidt tot veranderingen in de eigenvermogensvereisten van de beleggingsonderneming van ten minste € 2 miljoen gebaseerd op de geprognosticeerde vaste kosten in het huidige jaar.

In het rapportageformulier met betrekking tot het VKV wordt daarom ook gevraagd naar de geprognotiseerde vaste kosten van het lopende boekjaar, naast de vaste kosten zoals deze in de jaarrekening zijn vastgesteld.