Verouderde browser

U gebruikt een verouderde browser. DNB.nl werkt het beste met:

Beleggingen - Pensioenfondsen

Factsheet

Een belangrijke activiteit van een pensioenfonds is het beleggen van de activa van het pensioenfonds. Deze pagina geeft informatie over de beleidsuitingen van De Nederlandsche Bank (DNB) over beleggingen. Die informatie wordt verstrekt via een beschrijving van de beleggingscyclus bij pensioenfondsen. Deze cyclus is hieronder figuratief weergegeven en toegelicht. Dit is gedaan op basis van vijf stappen in de beleggingscyclus.

Gepubliceerd: 17 april 2019

Bekijk eerdere versies in het archief

Beleggingscyclus

De hierna opgenomen beschrijving van de beleggingscyclus sluit aan op de beschrijving van de guidance normenkader beleggingskennis die DNB heeft uitgebracht over kennisniveau van bestuurders over beleggen. Die guidance kunt u hier nalezen.

Een pensioenfonds stelt, op grond van artikel 13a Besluit financieel toetsingskader (Besluit FTK), een beleggingscyclus vast.

Governance Beleggingen - Pensioenfondsen

DNB verwacht van een pensioenfonds dat het de volgende vijf stappen in een beleggingscyclus adresseert en vastlegt:

I. Stappen van de beleggingscyclus

Stap 1 Vaststellen doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder risicohouding

Een pensioenfonds formuleert op grond van artikel 102a Pensioenwet (Pw) doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder een risicohouding. De beleidsuitgangspunten bevatten onder andere de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds.

Het pensioenfonds bepaalt in samenspraak met de pensioenfondsorganen de risicohouding. Essentieel hierbij is dat het pensioenfonds de in ogenschouw genomen risicomaatstaven helder en in onderlinge samenhang definieert. Het resulterende risicoprofiel is het uitgangspunt voor nadere invulling van het strategisch beleggingsbeleid in stap 2 van de cyclus.

Duurzaam beleggen

In 2017 en 2018 heeft DNB gesprekken gevoerd met een aantal pensioenfondsen en uitvoerders die voorop lopen op het terrein van duurzaam beleggen. De focus lag daarbij op de praktische uitvoering: hoe zorgt een pensioenfonds voor een succesvolle implementatie van een duurzaam beleggingsbeleid? DNB heeft enkele beelden en ‘lessons learnt’ uit deze gesprekken samengebracht in een sectorbrief. Streven is dat pensioenfondsen zo kunnen leren van elkaars ervaringen.

Stap 2 Strategisch beleggingsbeleid en beleggingsplan

Een pensioenfonds stelt, op grond van artikel 13a Besluit FTK, voor de langere termijn een strategisch beleggingsbeleid vast dat aansluit bij de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds en is gebaseerd op gedegen onderzoek.

Het strategisch beleggingsbeleid bevat in ieder geval:

  • een beschrijving van de beleggingsdoelstelling;
  • de samenstelling van de beoogde beleggingsportefeuille; en
  • de mate waarin van de beoogde beleggingsportefeuille kan worden afgeweken.

Het strategisch beleggingsbeleid wordt in een beleggingsplan uitgewerkt. Het beleggingsplan is concreet uitgewerkt met restricties (bandbreedtes, sector, regio, etc.) én bevat begrenzingen voor onder meer renterisico’s, marktrisico’s, ruimte voor actief en tactisch beleid (bijvoorbeeld via tracking error), concentratierisico en is voldoende onderbouwd. Zie bijvoorbeeld de sectorbrief over een themaonderzoek naar de beheersing van renterisico.

Zowel stap 1 als stap 2 zijn gebaseerd op gedegen onderzoek dat zowel kwalitatief als kwantitatief van aard is. Bijvoorbeeld op basis van (stochastische en deterministische) scenarioanalyses in een ALM-omgeving, beleggingsrisicoanalyses, generatie-effecten, onderzoek naar risicobereidheid- onder deelnemers, studie van de portefeuilleconstructie en toetsing aan beleggingsovertuigingen.

In geval van een herstelsituatie is aanpassing van het risicoprofiel aan bepaalde voorwaarden verbonden.

Meer informatie:

In de beleggingscyclus kunnen gedegen investment cases ondersteuning bieden in het besluitvormingsproces. Een investment case geeft antwoord op de vraag waarom en op welke manier een fonds belegt in een bepaalde categorie.

DNB verwacht dat het bestuur de mate van deskundigheid en beheersing afstemt op de complexiteit van de beleggingen. Zie bijvoorbeeld:

‘Prudent person’ beginsel

Een belangrijke rol voor de vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan is het ‘prudent person’ beginsel van artikel 135 Pw. Ter waarborging van het prudente beleggingsbeleid zijn in artikel 13 Besluit FTK nadere regels opgenomen ten aanzien van de beleggingen. Maar, er blijft uitdrukkelijk sprake van een open norm. De verantwoordelijkheid om een beleggingsbeleid te voeren in overeenstemming met het prudent person beginsel ligt bij het pensioenfonds.

Meer informatie:

In de lagere regelgeving is toepassing verduidelijkt van de prudent person regel voor premieregelingen en variabele uitkeringen. Ook het begrip risicohouding en het life-cycle beginsel zijn nader ingevuld als vertrekpunt voor het beleggingsbeleid voor dit type regelingen.

Meer informatie:

Stap 3: Implementatie en uitbesteding

Bij het onderdeel ‘Implementatie en uitbesteding’ van de beleggingscyclus wordt – via een beleggingsplan - op productniveau invulling gegeven aan de beleggingsportefeuille. Ook richt een pensioenfonds de rapportages in die nodig zijn voor de fase ‘Monitoring en uitvoering’ en stelt de evaluatiecriteria op.

Uitbesteding

Op basis van artikel 34 Pw en artikel 13 en 14 Besluit uitvoering PW dient de opdracht die het pensioenfonds geeft aan de vermogensbeheerder (het beleggingsmandaat) aan te sluiten op het strategische beleggingsbeleid en het beleggingsplan. Een sluitende set afspraken en richtlijnen is nodig tussen pensioenfonds en vermogensbeheerder om de opdracht te begrenzen in aansluiting op het vastgestelde beleid.

Daarnaast moeten pensioenfondsen vooraf een concrete kwalitatieve en kwantitatieve selectie- en evaluatieprocedure vastleggen voor externe vermogensbeheerders met concrete prestatie-indicatoren.

Hiermee voorkomt het pensioenfonds dat de vermogensbeheerder in de uitvoering van zijn mandaat meer risico’s neemt die het pensioenfonds niet heeft beoogd of voorzien.

Meer informatie over uitbesteding en uitbesteding vermogensbeheer:

Stap 4 Monitoring en uitvoering

Bij de fase ‘Monitoring en uitvoering’ worden de rapportages over de uitvoering van het beleggingsplan gemonitord door het pensioenfonds. Hierbij wordt van een pensioenfonds verwacht dat de rapportages onder meer adequaat inzicht geven in beheersing van de risico’s.

De rapportages bieden bijvoorbeeld (niet uitputtend) inzicht in de:

  • exposure overview portfolio; actuele en normportfolio op hoofdlijnen, bandbreedte en Z-score norm;
  • valuta-, inflatie en renteafdekking door middel van cash/derivaten;
  • performance relatief en absoluut (met en zonder derivaten);
  • risico relatief (wat was TE);
  • performance attributie;
  • allocatie-effect: over/onderweging asset classes en derivaten;
  • selectie-effect: actief beleid in asset classes;
  • risico attributie;
  • allocatie TE naar asset classes;
  • toegevoegde waarde actief beleid.

Stap 5 Evaluatie en bijsturen

In de laatste stap ‘Evaluatie en bijsturen’ vindt op grond van artikel 13a Besluit FTK periodiek een evaluatie en herbeoordeling plaats van het strategisch beleggingsbeleid, beleggingsplan en de uitvoering (waaronder de uitbesteding aan vermogensbeheerders).

Bij de evaluatie wordt ook beoordeeld of de betreffende vermogensbeheerder nog steeds binnen de beleggingsportefeuille past. Verder zijn de volgende onderwerpen relevant voor de evaluatie van vermogensbeheerders:

  • de KPI’s en KRI’s per asset class en vermogensbeheerder zijn vastgelegd (methodiek);
  • de criteria voor het ontslaan van een vermogensbeheerder zijn vastgelegd;
  • de review resulteert in een rapportage die inzicht geeft in de gehanteerde methodiek;
  • de uitkomst van een review is een oordeel over de vermogensbeheerder (behouden, watchlist, ontslaan).

II RISICOMANAGEMENT

In iedere fase geeft een pensioenfonds adequaat invulling aan de regels voor beheerste en integere bedrijfsvoering. Onderdeel daarvan is een risicobeheerfunctie en een sleutelfunctiehouder risicomanagement die proportioneel, adequaat en onafhankelijk is ingericht. Voor de geschiktheidseisen die aan een sleutelfunctiehouder risicobeheerfunctie worden gesteld, heeft DNB een Q&A gepubliceerd. Q&A kunt u hier lezen.

Proportionaliteit

Bij de vormgeving van het risicobeheer is sprake van een balans tussen enerzijds de aard, omvang en complexiteit van de beleggingsportefeuille en anderzijds de aanwezige kennis en ervaring in het pensioenfonds en het risicobeheer van het pensioenfonds. Het pensioenfonds waarborgt een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces.

Adequaat en onafhankelijk risicobeheer

Een adequaat en onafhankelijk risicobeheer (artikel 18 en 18a Besluit FTK) betekent dat het pensioenfonds:

  • in staat is om –onder meer- zelfstandig een oordeel te vormen over de materiele risico’s bij (de uitvoering van) het beleggingsbeleid; en
  • schriftelijk beleid vaststelt en uitvoert ten aanzien van de te lopen risico’s bij uitvoering van het beleggingsbeleid.

Eigen risicobeoordeling

Pensioenfondsen voeren ten minste iedere drie jaar een eigenrisicobeoordeling uit (artikel 18b Besluit FTK).

Ontdek gerelateerde artikelen